
Begroten en beheersen van kosten moet:
- de inkomsten- en uitgaveprofielen voor het werk vaststellen;
- de begrotingen ontwikkelen en afstemmen met financiering;
- de systemen invoeren om inkomsten en uitgaven te managen.
Indicatoren | Niveau 2 kenmerken |
Op niveau 2 is voor minder complexe projecten een meer kwalitatieve aanpak van de raming toegestaan. De belangrijkste factoren zijn dat de gedetailleerde schatting wordt uitgevoerd en dat de reservebudgetten bestaan. De werkelijke begroting mag bij de opstelling van de verslagen uitsluitend op de totale uitgaven worden gebaseerd en niet verder worden uitgesplitst. Op niveau 3 moet het managementteam op verschillende manieren over de kosten kunnen rapporteren en kunnen aantonen dat de reservebudgetten kwantitatief zijn geraamd. |
Verfijnen basisschattingen | Voor alle aspecten van de oplevering worden de kosten bottom up geschat. | |
Schatten reservers | Er worden bedragen apart gehouden voor onvoorziene uitgaven en managementreserve. | |
Boekhouding beheren | Kostenbeheerssystemen kunnen de werkelijke kosten in meerdere categorieën volgen en deze rapporteren ten opzichte van de kaders. | |
| ||
Indicatoren | Niveau 3 kenmerken | |
Verfijnen basisschattingen | Kostenramingen worden in kosten decompositiestructuur toegerekend aan kostencategorieën. | |
Schatten reservers | Er is een kwantificeerbaar verband tussen de risicoresponsen en het budget voor onvoorziene uitgaven. De managementreserves zijn gebaseerd op eerdere ervaring en op een analyse van de specifieke requirements van het project of programma. | |
Boekhouding beheren | Kostenbeheerssystemen kunnen de kosten per attribuut, categorie en stappen in het betalingsproces volgen en er verslag over uitbrengen. |
Met dank aan het BPUG-team voor de vertaling naar het Nederlands